zaterdag 13 december 2008

De paspop

Die dag keek ik in de spiegel en besloot ik dat ik mezelf een lichaam zou geven waar alle kleren leuk op stonden. Ik droeg een onderbroek van Björn Borg en jeans van Donna Karen New-York, een tee van Abercrombie en Fitch en een sweat-shirt waar GAP achter op stond. Maar het stond niet.
De onderbroek van Björn Borg kwam niet boven de boord van de jeans uit. Ik probeerde oversized. Je zag de roze Björn Borg letters net boven de jeans uitkomen. Ik glimlachte. Ik liep door de kamer en de jeans zakte langzaam van mijn heupen. Ik hield de broek vast en liep naar de spiegel. Onder de tee zag ik een buikje. De schouders van de tee vielen op mijn onderarmen. Ik zette de hood van het sweat-shirt op mijn hoofd. Het was een volledig nieuw heelal voor mijn gezicht. Als ik hip-hop danste viel hij af. Bovendien waren de mouwen te kort. Dat was het moment dat ik besloot mijzelf een perfect kledinglichaam te geven.

Na mijn besluit werd ik erg vrolijk en liep de rest van de dag naakt door mijn huis.

De uitvoering van mijn besluit bleek ingewikkelder dan ik voorzien had. Want hoe bepaal je het perfecte kledinglichaam? Ik besloot modellen te zoeken en plaatste advertenties. Acht schone lieden reageerden. Ik liet ze door mijn kamer paraderen en vertelde ze de bedoeling. Geen foto's, alleen als er kleren buitengewoon mooi stonden. Vier haakten gelijk af. De andere vier kwamen iedere zaterdag langs om kleren aan te trekken.
Ik liet de jongens al mijn kleren passen en als iets goed zat, nam ik de maten van het model op en maakte een foto; vooraanzicht en zijaanzicht. De maten en de foto's plaatste ik in een database. Na vier weken had ik drie matches van kledingstukken en lichamen; een geel t-shirt van Lacoste, één paar G-stars en een riem van Gucci. Ik had kunnen overwegen dat de meeste kledingstukken niet staan bij normale lichamen. Maar die gedachte vond ik economisch dermate belachelijk dat ik hem verworp. Ik kon niet geloven dat kledingontwerpers hun kleren niet zodanig vormgaven dat ze bij het grootste aantal mensen als gegoten zaten.
De volgende weken was er geen enkel model die iets als gegoten zat. Ik berekende dat ik er op deze manier veertig jaar over zou doen om voldoende matches van kledingstukken en lichamen te verzamelen voor een significante statistische standaarddeviatie van de maten van het perfecte kledinglichaam. Ik moest een andere oplossing bedenken.
Die oplossing kwam zomaar opeens in mij op; de paspop. Op paspoppen staan alle kleren immers als gegoten. Als ik een paspop zou kunnen krijgen, zou ik de maten hebben voor mijn nieuwe lichaam.
Een paspop vinden bleek niet makkelijk. Ik vroeg een aantal kledingverkopers naar de plaats waar de paspoppen vandaan kwamen, en het laatste meisje zei uiteindelijk dat ze die bestelden bij een zaak die de Paspoppenfabriek heette. Ze schreef het adres en telefoonnummer op een papiertje.
De Paspoppenfabriek was slechts een opkoopbedrijf van paspoppen. Ze kochten paspoppen in en verkochten die weer. Ik ging naar hun magazijn. Daar stonden 10.000 paspoppen, opgesteld in carré's en cohorten. Ze leken plastic soldaten van de Qin-dynastie. De eigenaar van de Paspoppenfabriek wilde mij eerst niet het adres geven van de fabriek die de paspoppen maakte, maar hij deed het uiteindelijk toch. Het bleek dat alle Europese paspoppen werden gemaakt in Czestochowa, Polen.
Vier generaties vrouwen hadden in Czestochowa paspoppen gemaakt. Ze leefden allemaal nog. Alleen de overgrootmoeder maakte geen paspoppen meer. Haar handen beefden te erg. De drie dochters gingen iedere dag in hun Polski-Fiat 125P naar de werkplaats, een klein vervallen schuurtje in Wrzosowa, een dorpje vlakbij Czestochowa. Daar hadden ze in een schuur van een boerderij een werkplaats en zetten de paspoppen in elkaar van onderdelen die ze van de Teatrzyk Kukiełkowy Fabryka ontvingen. De hele dag assembleerden ze perfecte plastic lichamen. De planken in de schuur lagen vol kartonnen dozen volmaakt gevormde handen, rompen met wasborden, gespierde bovenarmen en dijbenen. Zelf waren ze ongetrouwd. De Poolse mannen die hen aanbaden konden zich niet meten met de paspoppen.
Als particulier mocht ik geen paspop kopen. De directeur van de Paspoppenfabriek vertelde dat ze dat vroeger wel hadden gedaan, maar dat de paspoppen voor allerlei andere doeleinden werden gebruikt dan waar ze voor gemaakt waren. De filmpjes op internet van deze nevenactiviteiten werden dermate schadelijk voor het imago van het bedrijf, dat ze het niet meer toestonden.

Er zat niets anders op. Ik zou een paspop moeten stelen.

Na een aantal rondes door de stad om bij alle kledingwinkels paspoppen te bekijken, viel de keuze op een paspop van Cavalaro. Er stonden vier paspoppen in hun etalage. Hun kleren zaten als gegoten. Deze paspoppen hadden geen gezicht en de anonimiteit daarvan stond me aan. De gezichten van de paspoppen waren vervangen door een tennisracket, een piepschuimen bol volgeprikt met sigaretten op een speld en eentje had een enorme rode mond van triplex en werd bij de benen vastgegrepen door een pluchen orang-oetan. De paspoppen hadden namen gekregen, die op een bordje onder de paspoppen stonden: Roger Federer, Ashes to Ashes en Fay Wray. Ik vroeg me af hoe Ashes eruit zou zien als alle sigaretten waren opgerookt.
De laatste paspop had een elektrische bol waar de bliksem naar je hand toekomt als je hem aanraakt. Hij heette Electro. Ik stond voor de etalage en bleef naar Electro staren.

Ik kreeg van mijn vader een plasma-bol, toen ik zes was. Hij raakte de bol aan en twee enorme bliksemschichten knalden naar zijn hand. Ik schrok en stapte achteruit naar het einde van mijn kamer.
"Kom," zei mijn vader. Ik kwam, maar niet overtuigend. "Dit is een levensbal," vertelde mijn vader. "Alles wat leeft trekt energie aan. Raak hem maar eens aan met je handen." Behoedzaam raakte ik de bol aan. Twee blauwe schichten vlogen naar mijn handen.
"Zie je?" Ik knikte. "Hiermee kun je monsters uit je kamer houden. Monsters leven niet, en zijn bang voor deze bollen. Zolang je de bol op je kamer hebt, zal er geen monster onder je bed liggen."
Mijn vader stierf toen ik acht was. Hij was al een jaar ziek. Mijn moeder vertelde me dat hij nu in de hemel was, maar ik was niet overtuigd. We mochten hem nog een keer zien om afscheid te nemen. Ik nam de plasma-bol mee en stopte hem in zijn handen. Er kwamen geen bliksemschichten uit.

Ik liep de rouwkamer uit en huilde.

Ik maakte een foto van elke paspop. Thuis legde ik ze op een rij en dacht na over welke ik moest nemen. Ik dacht eerst aan Roger Federer, maar het handvat van het racket bleek op drie-vierde afgezaagd. Daarmee kun je niet meer tennissen. Ik vroeg naar de zaak van het afgezaagde tennisracket bij een meisje met roze en zwart haar dat achter de kassa stond, maar zij wist het ook niet. De keuze viel uiteindelijk op Electro.
Die dinsdag, terwijl het buiten regende en de straten blank stonden, liet ik me insluiten in Cavalaro. Ik hoorde de verkopers een voor een weggaan. Het meisje met het roze en zwarte haar had moeite met het opmaken van de kas en vloekte voortdurend tussen haar lippen. Ze at een appel. Een andere bediende praatte tegen haar en vertrok toen. Uiteindelijk ging ook zij weg. Ik hoorde de klik van de deur die op slot werd gedaan. Ik keek op mijn horloge en besloot dat ik om half acht uit het pashokje zou komen.
Het werd kwart voor acht. Ik hoorde mensen op straat lopen door de regen. Een paartje zei lieve woorden tegen elkaar. Het werd vijf voor acht. Het werd stil. Ik glipte uit het pashokje en kroop achter een rek Peppe's. In het donker was ik mijn oriëntatie kwijt. Eenmaal gewend glipte ik snel door winkel. Ik pakte Electro en rende stil naar de personeelsruimte. De tik van de deur die achter me sloot knalde in mijn oren. Hier kleedde ik Electro uit. Hij droeg vandaag jeans van Gecko, een zwarte Mexx longsleeve met daarover een Tommy Hillfiger. Hierbij was een bijpassende sjaal gedrapeerd. Uiteraard stond het Electro geweldig. Ik vouwde de kleren netjes op.
Met de naakte Electro onder mijn arm liep ik nu rustig de winkel door. Ik was casual winkelbediendejongen. De opgevouwen kleren van Electro legde ik terug waar Electro gestaan had. Met mijn goldcard opende ik het slot. Voor ik met Electro naar buiten liep stak ik alle sigaretten van Ashes aan. Het zag er geweldig uit. Ik vouwde de benen van Electro zo dat ik achter op mijn fiets kon. Ik draaide een spin om zijn middel zodat hij vast bleef zitten en fietste door de plassen naar huis.

Die avond stopte ik met roken.

De paspop werd opgelicht door het licht van de database op mijn computerscherm, terwijl ik de maten opnam. Drie dagen lang draaide ik met mijn bureaustoel van de paspop naar de computer, waar ik de getallen ingaf die ik opmat met een geel meetlint. De plasma-bol lag naast het beeldscherm. Ik gebruikte hem als gewicht voor schriftblaadjes waar ik de berekeningen op maakte die moesten leiden tot een tekening van het perfecte kledinglichaam. Maar het ging niet goed. Het perfecte kledinglichaam leek op de Incredible Hulk. En iedereen weet dat de Hulk kleren niet past. Geen enkel kleer past hem. Het meetlint was niet precies genoeg. Ik kon niet goed genoeg tekenen. Ik besefte dat ik moest investeren om de maten van het perfecte kledinglichaam te vinden.
Ik kocht een meetapparaat waar een rode laserstraal uitschoot. Het kon meten op een honderste milimeter nauwkeurig. Het apparaat sloot ik aan op mijn computer, waar een programma de maten omzette in een 3-D beeld van het object. Omdat ik het precies wilde hebben kostte het de computer drie dagen rekentijd om een 3-D beeld te construeren van Electro. Daarna ging ik zelf onder de laserstraal staan. Geleidelijk ontstond een 3-D beeld van mijn lichaam. De computer berekende de verschillen tussen mijn lichaam en dat van Electro. Er moest veel gebeuren.

Ik begon met een coctail van 20 pillen. Van L-Lysine, carotenoïden complex, Testovate de nieuwe Testoteron Booster en Creatine tot Vyotech Viraloid anabolic agent en een medley van Depo-Testosterone en 4e generatie anabolen, die verrijkt zijn met enzymen, zodat het op precies de juiste plek werkzaam is. Daarna volgden injecties met in oplosmiddel met benzylalcohol opgeloste versies van die middelen. Ik nam de injecties voor ik naar bed ging en voelde in mijn slaap de middelen door mijn bloedbaan racen.
Voor de cosmetische bijwerking van mijn lichaam kon ik niet naar de reguliere geneeskunde. Plastisch chirurgen met een praktijk in een ziekenhuis wilden er niet aan. Mijn voorstellen waren te vergevorderd en experimenteel. Ik was veroordeeld tot de zwarte markt. In de achterbuurten van de stad zat een aantal alternatieve cosmetisch chirurgen. Ze zaten achter een facade van Chinese geneeskundepraktijken, op zolders, achter belhuizen, achter Ethiopische goksyndicaten. Zij deden alles wat je vroeg. Mensen die van ledematen af wilden omdat die niet goed voelden werden geamputeerd. Een vrouw kreeg cup HHH. Een man kreeg snorharen die verbonden werden met zenuweinden in zijn wang. Een scheikundig laborante kreeg een klein cameraatje in haar oog, waarmee zij alles wat ze zag kon downloaden naar haar blog 'See the world through my eyes'. Toen ze aanwezig was op de plek waar een vliegtuig ontplofte en neerstortte namen alle nieuwszenders van CNN tot Al Jazeera beelden van haar blog over. Ze kreeg miljoenen fans over de hele wereld die niet meer naar buiten gingen en de hele dag de wereld zagen via het camera-oog van de vrouw.

Een commissie kwam tot de conclusie dat de bom gemaakt moest zijn door een ervaren scheikundige.

Hier kreeg ik mijn Behandelingen. Ik kreeg borstprotheses. Mijn vet werd afgezogen en op andere plekken weer geïnjecteerd. Met de maten die ik had opgegeven werden holle mallen gemaakt voor mijn armen. In mijn onderarmen werden roestvrijstalen spierprotheses geplaatst. Vervolgens moesten mijn armen drie maanden in de gietvorm blijven, terwijl ze werden geïnjecteerd met spierverstevigers en anabolen. Mijn bekken werd gebroken en met stalen pennen uitgerekt. Mijn benen werden in een machine geplaatst. Iedere dag werden mijn benen uitgerekt, zodat ze in de loop van een half jaar vier centimeter langer werden. Botten in mijn voeten werden afgevijld tot een perfecte maat 44. Ik verbleef twee jaar in de kliniek, waar ik voortdurend met morfine onder verdoving werd gehouden.

Na de cosmetische ingrepen moest mezelf blijven injecteren. Als ik zou stoppen zou de schok voor mijn lichaam te groot zijn. Het begon te werken. Mijn lichaam begon te veranderen. Mijn bewegingen werden ongecontroleerd. Alle zenuwbanen en ingesleten hersenprogramma's moesten wennen aan mijn nieuwe lichaam. Ik voelde me alsof ik een nieuwe pubertijd intrad.
Toen begon de pijn. Het waren intense steken door mijn lichaam. Alle spieren over heel mijn lichaam spanden en ontspanden zich in een onregelmatig en onvoorspelbaar patroon. Ik balde mijn handen in vuisten en kon ze niet meer ontspannen. Zwetend lag ik in mijn bed. Er ontstonden onregelmatigheden. Overal op mijn lichaam ontwikkelden zich uitstulpingen. Na een paar dagen bezweken ze en zat mijn lichaam vol blauwe kneuzingen. Op mijn pink zette zich kalk af op de botten en hij werd groter dan mijn middelvinger. Ik kon hem steeds moeilijker buigen, en op een dag bleef hij gewoon recht staan.
Het werd steeds moeilijker me te injecteren. Momenten waarop ik niet beefde werden steeds zeldzamer. De plaatsen waar ik me injecteerde werden keihard. Zelfs met de puntigste naald kon ik niet meer door het littekenweefsel boren.
Het lukte me niet meer mij mijn coctail van middelen toe te dienen. Ik begon te beven en al mijn lichaamsdelen maakten oncontroleerbare schokkerige bewegingen. Al mijn spieren spanden zich. Ik voelde mijn lichaam in een langgerekte beweging uit elkaar barsten. Ik moest de chirurg bellen.

Maar voordat het mij lukte mijn mobiel te pakken raakte ik buiten bewustzijn.

"Dit wordt ons grootste project tot nu toe," zei het Poolse meisje tegen haar zussen. Ze liep rond de assemblagetafel en schikte het mannenlichaam dat op de tafel lag. Het was vastgebonden met leren riemen. De zussen hadden een groene kiel aan. Om hun schoenen droegen ze plastic overschoenen.
Op een kleinere tafel lag een uitdraai van een computer. Het was een menselijk lichaam. Overal stonden maten geschreven. Overal op het lichaam van de man waren donkere lijnen getekend.
"Er moet veel gebeuren," zei de zus. De twee andere vrouwen knikten. Ze liep naar een stellingkast en rommelde in een doos met armen van de bovenste plank. Ze koos uiteindelijk een model 1541, gemaakt in de Teatrzyk Kukiełkowy Fabryka in 1992 door Kirsten Zarszyński. Ze boog de elleboog en de vingers. De pink zat vast. Ze draaide hem heen en weer. De veren in de pink gaven piepend mee. Ze smeerde hem wat met olie. Ze knikte en gaf de arm aan haar zus. Ze deden hun capuchons over hun gezicht en liepen op de assemblagetafel toe. Uit een rek met instrumenten haalde ze een zaag, die ze even heen en weer boog. Er klonk een zangerige toon, die door de schuur weerkaatste. Ze zette de zaag net onder de kop van de bovenarm, net onder de blauwe lijn. Toen begon ze te zagen. De ogen van de man schoten open en uit zijn mond kwam een woordeloze schreeuw.

Ik werd wakker in het donker. Ik moest heel nodig plassen en liep naar de badkamer. In de spiegel zag ik een perfect lichaam. Ik bewoog mijn pink. Hij knakte een beetje. Toen pakte ik een shirt van replay en een gebleekte Chasin' denim en kleedde me aan. Ik maakte het af met een oversized unbuttoned longsleeve shirt van Levi's en een blockscarf. Het stond me perfect.

In mijn perfecte lichaam liep ik naar mijn bureau en pakte de plasmabol. Er kwamen geen bliksems uit.

zaterdag 13 september 2008

Het verhaal van Jonaa

Als haar moeder 's middags beneden op de bank lag te slapen probeerde Jonaa te vliegen. Ze ging aan de rand van het lapjeskleedje staan dat op de vloer van haar slaapkamer lag. Ze stak haar armen omhoog en maakte een sprongetje. Giechelend kwam ze weer neer. Sst.

Langzaam stak ze weer haar armen omhoog tot ze he¬le-maal recht stonden. Zachtjes maakte ze weer een sprong en deed haar armen snel op en neer. Het kleedje gleed een klein stukje over de vloer toen ze neer gekomen was. Bijna giechelde ze weer, maar Jonaa hield snel haar hand voor haar mond.
Ssst.

Toen Jonaa's moeder de volgende dag weer sliep pakte ze haar oranje regenjas en bond hem als een cape om haar schouders. De cappuchon deed ze op. De jas fladderde achter haar aan toen ze trippelend op de trap omhoog liep. Nu ging ze met haar hakken precies aan het einde van het vloerkleedje staan. Haar linkervoet op een blauw lapje en haar rechtervoet op een rood lapje. Ze ging het precies opmeten, tot ze met haar hakken net de koude vloer kon voelen. Ze deed haar armen weer omhoog en zag hoe de regenjas vleugels onder haar maakte, net als een zwaan. Jonaa concentreerde zich en sprong! Toen ze neerkwam keek Jonaa goed en ze dacht dat ze beter had gevlogen dan gisteren.

Op een dag vond Jonaa op straat een plank. Het was een mooie, rode plank. Ze kon het hout nog een beetje zien door de rode verf heen. Jonaa nam de plank mee naar huis. Stilletjes liep ze er de trap mee op naar haar kamer. Ze legde hem tegen het kleedje. Toen Jonaa weer sprong zette met een potlood een streepje op de plank waar haar hakken waren neergekomen.

De weken daarna ging ze door met streepjes zetten waar ze was neergekomen. Ze schreef er de dag bij dat ze gesprongen had. Iedere dag was er wel een sprong die verder was dan alle andere! Ze leerde steeds beter vliegen. Iedere dag sprong ze wel zes keer! Ze moest goed oefenen, vond Jonaa. Ooit zou de dag komen dat ze kon vliegen.

Toen Jonaa de zachtje kraakjes hoorde wist ze dat haar moeder snel wakker zou worden. Ze borg haar regenjas snel op in de kleren mand en kroop diep onder de dekens. Het was donker onder de dekens en de lucht die Jonaa in ademde werd warm. Ze hoorde haar moeder naar boven komen en de deur van haar kamer opendoen.

Pas vijf minuten na dat ze haar moeder weg had horen gaan keek Jonaa op uit de dekens. Ze keek rond. Haar moeder had een glaasje thee neergezet bij haar bed. Twijfelend keek ze nog eens rond, maar er leek niets veranderd aan haar kamer. Toch was het anders, vond Jonaa. Beneden hoorde ze haar moeders voetstappen. Ze leken te bonzen op de vloer. Ze zag de plank en keek naar de streepjes. Misschien, bedacht ze, kon ze ooit uit het raam vliegen als ze genoeg geoefend had.

Dit verhaal heb ik ooit geschreven voor een vriendin

zondag 17 augustus 2008

Het huilen van de agave

De indianen in de Amerikaanse woestijn vereerden agaves. Volgens hun bezat de agave een geest van een voorouder. Er waren indianen die beweerden dat ze een agave vanaf kilometers afstand konden ontdekken. Deze agaven bezaten de geest van een van hun eigen voorouders en ze werden geleid door die geest. Agaves slaan veel water op, als siroop. Soms begonnen de agaves te druppelen. Dit heette het huilen van de Agaves. De vooroudergeesten waren ongelukkig. De indianen gingen dan zingen en dansen om de vooroudergeesten te plezieren.


Ik kocht mijn agave toen ik uit huis ging. Ik fietste naar de Woningstichting, kreeg daar de sleutel van het huis en kocht in het tuincentrum vlakbij een agave. De agave was klein. tien centimeter in doorsnede, ongeveer. Ik kocht een enorme rode bak, zodat ze lekker kon groeien en een enorme zak kamerplantenaarde. Met de aarde en de plantenbak wiebelend onder de spin op de bagagedrager en de agave in een plastic tas van de plaatselijke supermarkt aan het stuur reed ik naar mijn nieuwe woonstee. Buiten stapte ik af, opende voorzichtig de tas met de agave en op de stoep voor mijn huis verpotte de plant in zijn nieuwe bak.


Met de agave in mijn armen liep ik naar binnen, zette hem op de betonnen vloer en nam de situatie op. Het huis was gigantisch. Met de agave zat ik, in lotus houding op de grond. Ik in mijn enorme betonnen kamer, en de agave in zijn enorme rode bak.

Na de agave kwamen de tweedehands bank, van mijn opa en oma, een ijzeren tafel met glazen tafelblad, van de tweedehands winkel, een IBM 386 met 14K4 modem en een kleine televisie, die altijd als je hem aanzette psychedelische kleuren voortoverde, tot je er een enorme klap op gaf.
ik kocht een mooie blauwe deken om de witte bloemen op de bank te verbergen, en installeerde de 386 op de dag dat mijn ouders mijn oude bed kwamen brengen. Het enige item uit mijn jeugd dat ik behield. In dit bed had ik vanaf mijn tiende geslapen, en wakker gelegen toen ik op mijn twaalfde bang werd in het donker, en weer in geslapen toen ik ontdekte dat ik de globe de nacht aan kon laten staan. Uiteindelijk smolt de globe midden in de great planes en op een nacht breidde dit gat zich uit tot Europa. Ik werd die ochtend wakker toen Polen Nigeria in sijpelde.

De agave vond deze nieuwe omgeving erg prettig en groeide gestaag tot zijn bladeren over de rand van zijn pot groeiden. Ik gaf haar op gezette tijden water en babbelde tegen de stekelige bladeren.

In de jaren negentig raakte ik in de zwarte periode. Ik luisterde naar Joy Division en verfde alle muren zwart. De agave keek het aan. Bomen doen alles rustig aan. Als je meer dan vierhonderd jaar kunt leven, heb je niet zo'n haast. Het stervensproces van de agave duurde dan ook een aantal jaren. Het begon ermee dat ze niet meer groeide. Er kwamen geen nieuwe bladeren meer aan. Het nieuwe blad bleef twee jaar lang gewoon rechtop en opgevouwen. De andere bladeren krulden zich langzaam op. De agave ging in zijn ruststand, wachtte af tot betere tijden zich aandienden. Zomaar plotseling, begon de agave te huilen. Een dag lang drupten van zijn bladeren zoetige plakkerige druppels op het zeil. Ik lag op de bank, lang haar in mijn gezicht en hoorde de druppels vallen. Tok. Tok. Tok. “Waarom ben je verdrietig?”, vroeg ik de agave. Maar die zei niets terug. En ik, had geen idee.

Met de agave in de bakfiets trap ik door de stad. Naast haar staat een grote rode plantenbak. Het is nog koud buiten, de dag is net begonnen. Een klein zonnetje maakt de wereld wakker. De agave past maar net in de bak van de bakfiets. Haar grootste bladeren steken uit. Ze voelen de verandering van de wereld en nemen die in zich op, om later te kunnen naslaan. Agaves hebben een enorm geheugen voor hun omgeving. Het vriendje en ik hadden het er wel over moeten hebben, want hij houdt niet zo van "cactussen". Maar de agave mocht in de tuin, en als het te erg ging vriezen, mocht ze wel even naar binnen.
Ik stop voor het nieuwe huis. De sleutel zit in mijn zak. Met moeite til ik de agave uit de fiets. Buiten op de stoep voor het huis verpot ik de agave in zijn nieuwe rode pot. Zij heeft weer de ruimte, om lekker te kunnen groeien. De deur van het huis gaat open en Joshua brengt een broodje met jam. Zijn mond zit rondom onder aardbeienjam, dus hij heeft eerst goed voor zichzelf gezorgd. Zijn vierjarige brein neemt de situatie in zich op.
"Wat is dat?", vraagt hij.
"Een agave", zeg ik. Ik kijk hem aan. Hij kijkt terug, recht in mijn ogen, voor het eerst sinds ik zijn vaders nieuwe “vriendje” ben.
"Ken jij het verhaal van het huilen van de agaves?", vraag ik. Hij schudt zijn hoofd. Ik ga in lotus houding zitten en vertel het hem.

dinsdag 29 april 2008

De krant van opa Queerbeen

Onze familie was er zo een die elkaar alleen ontmoette tijdens begrafenissen. We leefden ons bestaan aan de hand van korte telefoongesprekken met elkaar, waarin zakelijkheid troef, want het was toch niet de bedoeling om KPN te spekken met ons leed. Op de begrafenis van een inmiddels bijna onbekend familielid ging onze familie eens goed zitten rond de beste familieroddels bij een kop koffie en drooggebakken cake. De laatste familie-ontmoeting was bij de begrafenis van opa Queerbeen. Op de familie-ontmoeting daarvoor, de begrafenis van opa Queerbeen's vrouw, oma Ans, die zeven jaar voor opa Queerbeen overleed aan een hersenbloeding, werd ik, inmiddels 33, er door tante José op gewezen dat ik op mijn zesde alle auto's uit mijn hoofd kende. Dat is een familiesage, die op elke begrafenis weer verteld werd. Op mijn zesde kende ik inderdaad veel auto's uit mijn hoofd. De tripjes van mijn ouders in de Ford Escort werden door mij verbaal verlevendigd door iedere auto die ons passeerde op te noemen en iedere auto die wij naderden op tweehonderd meter te herkennen en, om dat kenbaar te maken, de merknaam met toevoeging te noemen. Op mijn zesde was ik ook heel goed in limonade-lezen. Bij gebrek aan koffie of thee, dat ik en mijn vriendjes nog niet dronken, was ik een kei geworden in de toekomst voorspellen aan de hand van gazeusekringen in het glas. De toekomst van mijn vriendjes behelsde onder meer een leven lang aan lianen slingeren, net zo rijk worden als Dagobert Duck en zo slim zijn dat je nooit meer naar school hoefde. Ik was vooral goed in rode gazeuse, met als logische reden dat de rode kringen veel beter zichtbaar waren dan de gele van citroengazeuse. Bovendien vonden alle zesjarigen rode gazeuse veel lekkerder dan de gele, die vanwege de druppel citroensap die erdoor vermengd was onze kaken deed huiveren van zuurheid. De moeders van mijn vriendjes waren dol op mijn limonade-lezen, wat door mijn vriendjes natuurlijk gretig werd misbruikt voor het verkrijgen van veel meer rode gazeuse dan goed is voor kinderen van zes. Gelukkig was dit gegeven niet bij tante José bekend, anders had ze bij de bar een glas rode gazeuse verzocht, omdat haar neefje zo goed limonade-lezen kon. Dat de begrafenis van opa Queerbeen nu juist de volgende familieontmoeting werd, was van een groot ironisch lot, want opa Queerbeen had er de laatste vijf jaren van zijn leven alle moeite voor gedaan om zijn hele familie tegen zich in het harnas te jagen. Elk van zijn vijf zonen werd gedurende een periode van drie jaar gebeld door evenzovele advocaten, bij wie opa Queerbeen zijn testament had laten wijziging om zijn zoon te onterven, want zijn zoon had geprobeerd hem zijn geld afhandig te maken via een duister en voor iedereen onbegrijpelijk complot, dat onder meer het Luxemburgse bankgeheim, twee mannen met zwarte gleufhoeden en de beinvloedbaarheid van oma Ans behelsde. Uiteindelijk bleek de erfenis van opa Queerben te bestaan uit jaargangen het Parool, die opgestapeld en beschimmeld lagen in een ruimte waarvan het bestaan voor de thuishulp onbekend was gehouden. De sleutel van de deur, die altijd op slot zat, werd na zijn overlijden gevonden in de borstzak van opa Queerbeen. Al toen ik nog jong was las opa Queerbeen de krant. In zijn luie stoel rookte hij een pijp en las de krant, zodat ik van opa Queerbeen niet meer zag dan een paar benen en een kringel rook die boven de krant uitsteeg. Af en toe humde opa Queerbeen en omcirkelde met een pen iets in de krant, of onderstreepte een alinea, waarna hij de pen weer neerlegde, binnen zijn bereik, en verder las. Opa Queerbeen woonde in het huis waar hij zijn hele volwassen leven, voor het grootste deel samen met oma Ans, had geleefd. Na het overlijden van oma Ans ging hij snel achteruit. Mijn zus, die, hoewel helemaal aan de andere kant van de stad, in ieder geval nog in dezelfde plaats woonde als opa Queerbeen, kreeg de opdracht om voor opa Queerbeen een plaatsje in een verpleeghuis te regelen. Dit was een onmogelijke opdracht, simpelweg omdat opa Queerbeen bleef zitten waar hij zat en weigerde zijn ouderlijk huis op te geven. Hij vervuilde ook niet dramatisch, we wisten niets van de ruimte met de kranten, en uiteindelijk kreeg opa Queerbeen via interventie van mijn zus thuishulp. Ook daarover moet niet te licht worden gedacht, want opa Queerbeen was vreselijk tegendraads. De thuishulporganisatie, die adverteerde met kreten als 'voor ieder mens zijn eigen thuishulp' en 'sterk samen met de cliënt' dreigde meermalen te stoppen met hun dienstverlening. De arme mevrouw Leopold, een oudere dame en de eerste thuishulp van opa Queerbeen, werd de toegang tot het huis van opa ontzegd omdat ze 'uit mijn huis heeft gejat.' Het bleek dat mevrouw Leopold wat oude beschimmelde glazen potten bij het vuilnis had gezet. In wat in onze familie het rampjaar 1999 heet, kwamen mensen van de woningbouw bij opa Queerbeen langs om zijn gasleidingen te controleren en weigerde opa ten ene male om zijn “zo goed als nieuwe” geiser en gasfornuis te vervangen. De woningbouw had geen andere keus dan de gasleidingen te verzegelen, waarna opa een maand lang zonder gas leefde, “net als in de oorlog!”, voor hij tot inkeer kwam en mijn zus een andere geiser voor hem regelde. Opa Queerbeen bleef, ondanks dat hij met de jaren slechter ter been werd, iedere dag naar de kiosk gaan om zijn krant op te halen. De kiosk veranderde, van sigarenboer Piet Blijvoet naar de Bruna, maar opa bleef. In de jaren veranderde de kiosk zeven keer van locatie, om, als een soort goddelijke interventie, de laatste keer terug te verhuizen naar zijn oude plek. Gelukkig voor opa Queerbeen, die zich soms vergiste in de locatie van de kiosk. Opa Queerbeen was volmaakt gelukkig als hij 's ochtends om half tien zijn huis verliet, in zijn eigen tempo naar de kiosk liep, een praatje maakte met de jongen achter de kassa en met zijn Parool onder zijn arm terug naar huis liep. De rest van de dag zat hij binnen, met de krant, in zijn stoel voor het raam en slurpte van de koffie die de thuishulp op het tafeltje had gezet. Zo goed en kwaad als het ging, en met de bezwerende interventies van mijn zus, bleef de thuishulp bij opa Queerbeen komen tot zijn dood. We vervingen het glazen tafeltje voor een minder breekbaar exemplaar, want opa Queerbeen werd een beetje onvoorzichtig. Soms bracht hij zijn hand naar zijn mond zonder kopje en slurpte. Hij leek minder spraakzaam, zeiden de thuishulpen op het laatst. Hij humde niet meer als hij de krant las en leek verward. Bij het uitruimen ontdekten we dus de jaargangen Parool en plastic buizen vol met wat opa 'eigentijdse munten' noemde, die hij spaarde door iedere dag de munten uit zijn portemonnee in de buis te doen. Het was tweehonderd en eenendertig euro, en ook nog vierhonderd niet meer zo eigentijdse guldens. De munten gingen op de begrafenisrekening, die ieder familielid aanvulde, zodat 'opa met eerbied begraven kon worden, zoals hij had geleefd'. De kranten gingen bij het oud papier. Het was het geheim van opa Queerbeen, dat in de oud papierbak verdween. Twintig jaar lang had hij de krant gelezen en onderstreept. Wat had opa Queerbeen twintig jaar lang gezocht in die krant? De begrafenis van opa Queerbeen was snel voorbij. Wij zijn geen familie van praters, rede houden is ons vreemd. We wilden geen condoleances. Gedoe waar we ons geen houding bij kunnen geven. In een zucht stonden we bij het graf en weer binnen bij de koffie en cake. Mijn zus tikte me op mijn schouder en wenkte naar de deur. Familiebijeenkomsten bij begrafenissen was het familieding, die ontvluchten was de onze. We liepen langs de laan met knotwilgen, naar een café met terras, waar we onze koffie met cake namen. Op opa Queerbeen. Hier vroeg ik mijn zus of zij wist wat opa Queerbeen in de krant had gezocht. Zij was degene die het dichtst bij hem was geweest. Mijn zus haalde haar schouders op. Uit haar tas haalde ze een gevouwen Parool. Het was de Parool die opa Queerbeen in zijn handen had gehad toen hij werd gevonden in zijn stoel. Hij keek uit het raam, met de krant in zijn hand. Zijn koffie was koud geworden. We bladerden, toch wat gespannen, de krant door, op zoek naar zijn onderstrepingen. Op de laatste bladzijde vonden we ze. Strepen, dwars door twee artikelen heen. Willekeurig, boven zinnen, door zinnen en soms, per ongeluk, onder een zin. Mijn zus zuchtte en streek met haar hand door haar haren. Opa had een leesbril, zei ze. Er waren zoveel thuishulpen geweest, dat jaar. Mijn zus had ze niet meer kunnen inlichten. Opa Queerbeen had het laatste jaar de krant gelezen zonder leesbril. Hij humde niet meer, zei de thuishulp. Niemand dacht eraan hem zijn leesbril op te zetten. iiwi - 29-04-2008 (nav een verhaal van Torey Hayden)

zondag 16 maart 2008

Het ministerie

De slak was sinds kort minister. Zijn Ministerie was niet erg bekend en de slak zelf ook niet. Hij kon, in tegenstelling tot de leeuw, gewoon bij de Boni sla kopen, zonder herkend te worden.

Maar zijn Ministerie was wel van belang. Het was het meest miskende Ministerie van alle. Het was het Ministerie van Traagheid.

Tijdens de vergaderingen zij hij niet veel. Hij had niet veel plannen. Dat liet hij liever aan anderen over. Die waren daar veel beter in, in het bedenken van plannen.

De slak werd ook niet erg gewaardeerd, door de andere dieren. Tijdens de troonrede zat hij er een beetje voor spek en bonen bij. Het ging nooit over hem. Dus hoefde de cameraman nooit de camera te zwenken om hem in beeld te brengen.

Niet zoals bijvoorbeeld leeuw. Die werd erg belangrijk gevonden. Die was Minister-President. Hij zat de vergadering voor. En een keer per week, op vrijdag, gaf hij een persconferentie. Alle muskieten uit heel het land kwamen dan naar zijn kamer.
"Kom maar met uw vragen", zei leeuw dan.
"We hebben eigenlijk niets te vragen", zeiden de muskieten.
"Vraagt u toch maar," zei de leeuw, "We zijn er nu toch."

Alle andere ministers maakten plannen. Grote plannen. Maar soms, dan kwam zo'n plan ineens in de tweede of derde versnelling. En dat moest je niet hebben, als minister. Als minister zat je vier jaar. Stel je voor dat je plan af was voor die vier jaar om waren. Dan moest je een nieuw plan bedenken.

De Tweede kamer ging dan vragen stellen. "We hebben het plan doorgegeven aan slak, van het ministerie van traagheid," zei de minister dan. "Die gaat er naar kijken en dan aan ons terug berichten. Zo komen we beslagen ten ijs."

Dan kreeg de slak ineens televisietijd. En kwamen alle muskieten naar zijn kantoor.
"Is het al af?", vroegen ze dan.
"Wordt het mooi?"
"Is het blauw?"
"Wie gaat dat betalen?"
De slak keek dan gedistingeerd de ruimte in. Daarna liep hij langzaam naar de microfoon.
"Rustig aan," zei hij dan, met een diepe stem "Laten we dat eerst eens goed bekijken."

Bijna alle plannen van de ministeries, kwamen ooit bij het ministerie van traagheid.

iiwi - 16-03-2008