zaterdag 13 september 2008

Het verhaal van Jonaa

Als haar moeder 's middags beneden op de bank lag te slapen probeerde Jonaa te vliegen. Ze ging aan de rand van het lapjeskleedje staan dat op de vloer van haar slaapkamer lag. Ze stak haar armen omhoog en maakte een sprongetje. Giechelend kwam ze weer neer. Sst.

Langzaam stak ze weer haar armen omhoog tot ze he¬le-maal recht stonden. Zachtjes maakte ze weer een sprong en deed haar armen snel op en neer. Het kleedje gleed een klein stukje over de vloer toen ze neer gekomen was. Bijna giechelde ze weer, maar Jonaa hield snel haar hand voor haar mond.
Ssst.

Toen Jonaa's moeder de volgende dag weer sliep pakte ze haar oranje regenjas en bond hem als een cape om haar schouders. De cappuchon deed ze op. De jas fladderde achter haar aan toen ze trippelend op de trap omhoog liep. Nu ging ze met haar hakken precies aan het einde van het vloerkleedje staan. Haar linkervoet op een blauw lapje en haar rechtervoet op een rood lapje. Ze ging het precies opmeten, tot ze met haar hakken net de koude vloer kon voelen. Ze deed haar armen weer omhoog en zag hoe de regenjas vleugels onder haar maakte, net als een zwaan. Jonaa concentreerde zich en sprong! Toen ze neerkwam keek Jonaa goed en ze dacht dat ze beter had gevlogen dan gisteren.

Op een dag vond Jonaa op straat een plank. Het was een mooie, rode plank. Ze kon het hout nog een beetje zien door de rode verf heen. Jonaa nam de plank mee naar huis. Stilletjes liep ze er de trap mee op naar haar kamer. Ze legde hem tegen het kleedje. Toen Jonaa weer sprong zette met een potlood een streepje op de plank waar haar hakken waren neergekomen.

De weken daarna ging ze door met streepjes zetten waar ze was neergekomen. Ze schreef er de dag bij dat ze gesprongen had. Iedere dag was er wel een sprong die verder was dan alle andere! Ze leerde steeds beter vliegen. Iedere dag sprong ze wel zes keer! Ze moest goed oefenen, vond Jonaa. Ooit zou de dag komen dat ze kon vliegen.

Toen Jonaa de zachtje kraakjes hoorde wist ze dat haar moeder snel wakker zou worden. Ze borg haar regenjas snel op in de kleren mand en kroop diep onder de dekens. Het was donker onder de dekens en de lucht die Jonaa in ademde werd warm. Ze hoorde haar moeder naar boven komen en de deur van haar kamer opendoen.

Pas vijf minuten na dat ze haar moeder weg had horen gaan keek Jonaa op uit de dekens. Ze keek rond. Haar moeder had een glaasje thee neergezet bij haar bed. Twijfelend keek ze nog eens rond, maar er leek niets veranderd aan haar kamer. Toch was het anders, vond Jonaa. Beneden hoorde ze haar moeders voetstappen. Ze leken te bonzen op de vloer. Ze zag de plank en keek naar de streepjes. Misschien, bedacht ze, kon ze ooit uit het raam vliegen als ze genoeg geoefend had.

Dit verhaal heb ik ooit geschreven voor een vriendin