donderdag 19 februari 2015

De redding van mijn vader

De dag dat mijn vader op het strand van Zandvoort aanspoelde, leek te beginnen zoals iedere andere. Het had behoorlijk gestormd die nacht, en daarom dacht een wetenschapper dat mijn vader door het weer de weg was kwijtgeraakt en op het strand was aangespoeld. Dat zei hij op de televisie in een praatprogramma op de vroege avond na het incident.
Mijn vader was een forse man, een meter achtennegentig en meer dan honderdertig kilo, toen hij zich voor het laatst woog, maar goed afgetraind. Hij had het lichaam van een judomeester, grote brede schouders en een enorme torso. Dat lijf lag nu naar adem te happen op het strand van Zandvoort, en leek nog kolossaler. Een aantal vrijwilligers, naar later bleek scholieren van de nabijgelegen ROC, probeerden hem nat te houden door emmers water over hem heen te gooien.
Het komt niet vaak voor, zo'n stranding, vertelde een aanspoelingsdeskundige, zeker niet aan onze stranden. Daarom trok mijn vader ook veel bekijks, terwijl hij naar adem happend op het strand lag, waar zijn immens krachtige lichaam hem volstrekt niet kon helpen. Al een paar uur na zijn stranding werd mijn vader gefilmd door diverse nieuwsinstanties van de televisie en gefotografeerd door allerlei mensen van de ochtendkranten. Er was ook een fotograaf van de middagkrant, maar die wist al dat hij te laat was voor de editie van vandaag. Morgenmiddag zou mijn vader niet meer dan nieuws voor pagina 12 zijn, een klein kolommetje zonder foto, waarin zijn dood, vermoedde de fotograaf, werd aangekondigd, dus hij deed niet veel. De andere fotografen deden ook niet veel, behalve fotograferen, dat deden ze de hele tijd. Je mag als fotograaf je onderwerp niet helpen, want dan beïnvloed je het nieuws, en dat is een doodzonde voor een gerenomeerde journalist, vertelde de fotograaf van het middagblad, die blijkbaar niet veel anders te fotograferen had dat wel de krant kon halen en dus maar bleef. Hij wist van een fotograaf die kinderen in nood geen voedsel gaf, maar alleen fotografeerde, om het nieuws zo puur mogelijk te brengen. Die erecode werd ook bij mijn vader gehandhaafd, zodat mijn vader alleen maar kon briesen naar de pers, wat tot enige hilariteit leidde onder het journaille.
Vanwege de stranding was iedere nieuwszender op zoek naar wetenschappers, die de zaak konden duiden. Die zijn dungezaaid, dus vaak zag je wetenschapper A bij Zender 5 en deskundige B bij Zender 8 en daarna andersom, want er was veel tijd te vullen en weinig nieuws. Al vrij snel werd duidelijk dat men zou wachten tot het vloed werd, om dan te proberen mijn vader  de goede kant op te slepen. Het kwam mij voor dat niemand wist wat de goede kant in dit geval precies was, maar dat zou vast duidelijk worden als het eenmaal vloed was.
Een van deze wetenschappers vermoedde dat mijn vader door de storm niet goed had kunnen echoloceren en dat hij daarom op het strand was aangespoeld en in zijn benarde positie lag. Ik had hem kunnen vertellen dat mijn vader het dichtst bij echolocatie was geweest toen hij een muntje gooide in een wensput, maar dat werd mij niet gevraagd.
Een deskundige van een gerenommeerd instituut uit Amerika, die daarom een eminente wetenschapper werd genoemd, vertelde dat hij zeker wist dat mijn vader een vrouwtje was. Hij was op doorreis van een congres en kon dit niet aan zich voorbij laten gaan, dus toen hij het nieuws hoorde had hij zich hiernheen gespoed om de stranding live te kunnen meemaken. Hij had er vaker over geschreven, maar was nog nooit 'op locatie' geweest op het moment van een echte stranding, vertelde hij. Dat mijn vader een vrouwtje was kon je zien aan de bouw en de grootte van mijn vader en aan specifieke eigenschappen van zijn gezicht en vooral zijn mond, waarover de man niet uitgepraat raakte. Sindsdien werd mijn vader in de media Aquarella genoemd, terwijl hij gewoon Dirk heette.
De jongeren die mijn vader nat hielden moesten weer naar les, daarom werd er een oproep gedaan op de radio voor nieuwe vrijwilligers, en locals uit Zandvoort kwamen in grote getale naar het strand om het stokje van de leerlingen over te nemen. Inmiddels werd deze actie, die ik eigenlijk niet helemaal begreep, gecoördineerd door het Waterschap, die deze taak uitbesteedde aan een voorman van een baggerbedrijf, die toevallig in de buurt was omdat een van de schepen van het bedrijf even verderop een vaargeul uitbaggerde. Onder leiding van de voorman werden uit heel Zandvoort emmers gehaald. Om de reddingsactie op een hoger niveau te brengen maakte de voorman van de inwoners van Zandvoort een treintje en werden de emmers niet meer gevuld met zeewater, maar met kraanwater uit een nabijgelegen strandtent. Terwijl mijn vader voortdurende brieste en proestte werd zo gewacht tot het weer vloed werd.
Dat was aan het begin van de avond. Mijn vader ademde beroerd, dat kon zelfs ik zien. Toen het vloed werd namen de wetenschappers de actie weer over van de voorman, want nu was de tijd dat grote bekwaamheid op het gebied van strandingen aan de dag moest worden gelegd. Aan beide armen van mijn vader werd een touw gebonden waarmee, onder 'Aah-hee' geroep van de wetenschappers, mijn vader door een groep burgers over het strand naar de aanstormende zee zou worden gesleept. Dit vertelde een van de coördinerende emiritus hoogleraren aan de inmiddels met volle verlichting werkende tv-crew. Ik zag dat mijn vader van dit nieuws, dat hij woordelijk begreep, behoorlijk onthutst was. Hij zag dit helemaal niet zitten, maar lag op het strand dus kon er moeilijk iets tegenin brengen. Ik zou dit hebben gekund, maar mijn rol in dit hele verhaal was van het begin af aan niet meer dan chroniqueur.
Het zeewater bereikte de palen van de zeekering om acht uur precies. Aah-hee! riepen twee deskundigen en de inwoners van Zandvoort trokken de armen van mijn arme vader bijna uit de kom. Ze moesten een bocht maken om bij het zeewater te komen dus trokken ze hem eerst verder het strand op, om daarna de bocht te maken. Mijn vader maakte diepe sporen in het zand. Zijn schoen viel uit en zijn kleren, die hem altijd onberispelijk hadden gezeten, fladderden nu aan alle kanten om hem heen. Hij leek totaal uit het lood geslagen door de brute kracht en de oneerbiedigheid die hem ten deel viel, terwijl hij er toch ook niets aan kon doen dat hij hier gestrand was.
Ondanks de steeds fanatiekere Ah! Eeh!'s van de wetenschappers, verliep de redding van mijn vader steeds moeizamer, tot het moment dat hij, nu met zijn gezicht naar het water, op het strand lag en de groep mensen die aan de touwen trok geen beweging meer in hem kregen. Zelf bewoog hij ook niet meer, uit zijn hele houding sprak berusting in zijn lot. Hij ademde heel af en toe zachtjes, dan zag je wat zandkorreltjes opstuiven. De reddingsactie was mislukt, zeiden de wetenschappers, alsof hij ooit had kunnen lukken.
Een paar mensen sjokten nog met wat gele emmertjes om water over mijn vader te spoelen, maar allengs werd ook hen duidelijk dat dit een verloren zaak was. Terwijl de tv-lampen het strand verlichtten en mijn vader een schaduw had die groter was dan hijzelf ooit was geweest, vertelde een curator van een museum, dat nu, nu toch duidelijk was dat mijn vader niet meer te redden was, hij graag het stoffelijk overschot, zoals hij mijn vader noemde, niet meer Aquarella of Dirk, de volgende ochtend graag wilde afvoeren en opzetten voor zijn museum. Het kwam immers maar zelden voor, zo'n stranding, en het zou een goed verhaal zijn om te vertellen aan de kinderen die zijn museum bezochten. Ze konden leren over de natuur. Ik keek naar mijn vader op het strand, die zijn laatste adem aan het uitblazen was in het licht van twintig tv-camera's, en vroeg mij af wat de kinderen konden leren van mijn opgezette vader in een museum en een reddingsactie die niet had kunnen lukken.
Het zou wel snel moeten worden besloten, zo eindigde de curator, want anders zou het lichaam gaan ontbinden, en dat wilde je niet in een museum, dat was wel duidelijk. Zou er Aquarella bij de vitrine van mijn vader komen te staan, vroeg ik me af, of stoffelijk overschot? Of zou het me lukken om de mensen ervan te overtuigen dat hij mijn vader was geweest, en Dirk had geheten voor hij op het strand was aangespoeld?

Geen opmerkingen: